De reis waar Bouillon het doel was
Dag 1: Woensdag in de middag:
Die ochtend vertrok
ik rond de klok van twaalven in de middag voor een aantal uurtjes rijden in de
minibus. Om zeven uur was ik al het huis
uitgegaan om een tweetal NS treinen te nemen, om in het Limburgse plaatsje
Weert te arriveren. Iets te laat op het
stationsplein hinderde niet voor het verdere verloop van de reis. Ik kreeg
zelfs een koffie cadeau van een nog onbekende vrouw, bij het wachten in de
coffeeshop tegenover het station. Dat was dan een meevaller want de vrouw bleek
tevens ook te hebben geboekt voor de vakantie naar het zuiden.
Onderweg stopte we langs de snelweg in België voor een
gastronomisch restaurant waar alleen Frans werd gesproken. De vele regen langs
de autoruiten van de minibus had ons somber gemaakt. We waren als een konvooi
toe aan een wandelvakantie en konden een korte stop goed gebruiken. Na het
oponthoud reden we over de snelwegen en rustige asfaltwegen met hoge
dennenbomen. Het gevoel dat je op vakantie was kon je duidelijk merken, want we
stopten in een klein dorpje buiten de bossen, waar het erg rustig was. Alleen
de heuvels verraadden dat je je in de Ardennen bevond.
De zestiger die de naam Titus had, was een oude man met
zwarte haarplukken en tenger postuur. Hij legde uit wat de eerste wandeletappe inhield.
Eerst zouden we naar een klein heuveldorpje
wandelen via de oude spoorrails met als eindpunt het kleine dorpje met het oude
huisje. Maar eerst liet Titus ons de plaatselijke wasbak voor de koeien zien,
die ook door de lokale bewoners gebruikt kon worden om schoon water te halen. We
waren al langs de bruinachtige huizen gewandeld met maar twee straten en ook de
wasplaats. Net buiten de bebouwing, bij een boogbrug, gaf Titus ons een
kleurrijk plattegrondje in de vorm van een kaart. Er waren talrijke kleuren
aangegeven waaronder zwart en wit voor de bebouwing. Er stonden meerdere
rondjes op getekend hoe de wandeling afgelegd kon worden zodat we zo min
mogelijk zouden verdwalen. Hij gaf ons ieder een plattegrondje en liep toen
in tegenovergestelde richting naar het busje. De route was duidelijk en zo
besloten we de spoorrails te volgen.
De spoorlijn liep in een rechte lijn en had grind, dat
knarste onder onze wandelschoenen. Op de rails lopen was mogelijk maar het
bruinachtige hout was glad en je kon dus vallen. Gelukkig haalde we het eerste
dorp waarvan de kerktoren duidelijk te zien was bij de stijgende dorpsweg naar
het kerkplein. De aanhoudende regen die al geruime tijd aanhield was verdwenen en
strepen licht in de verte gaven de lucht iets moois. Na ruim een uur te hebben
genoten van de weidse heuvels kwam er en een voorbijrazende brommer langs, die
zijn voorlicht fel aan had staan. De brommer reed sloom voorbij met zijn
berijder gepakt in helm en dunne bedekte kleding. Na een grote heuveltop we in
een straat met aan weerszijden oude boerderijen. Vanaf de straat keken we in de
diepte naar beneden en even later zagen we ons kleine hotel. Het klein
hotelletje wat ik voor ogen had, was een
klein huis met bruine kalkstenen en een gammele voordeur. Als groep moesten we
via de achtertuin naar binnen waar je eerst wat slecht uitziende treden op
moest. Rond de klok van zeven stonden we boven op de veranda te genieten van
het weidse uitzicht. Na een poosje draaiden we ons om, en door
de kraalgordijnen liepen we het huis in. Deze waren de inloop tot het
huis met een badkamer en twee slaapkamers op de eerste verdieping. Voorin was
het woongedeelte met keuken dat er vrij ruim uitzag.
Toen we de rood uitziende soep hadden gehad werd na een uur
pas het echte maal geserveerd dat uit couscous en sla zou bestaan, waardoor het
ook het laatste eetgerecht van de dag werd. Om de tijd tussen de soep en het
echte maal te overbruggen kletsen de dames, eind veertigers door elkaar en
lachten de drie heren om hun eigen grappen. Rond elven gleed ik mijn logeerbed
in dat in de ruim opgezette blokhut stond. Naast nog een tweede bed was er een
middelgroot tafeltje en houten schappen waar flessen water naast elkaar
lagen. De metalen sleutel was de manier
om deze blokhut af te sluiten voor ongewenst publiek. Dat hoefde mijn
groepsgenoot en ik nu niet meer te doen want in de nacht kwam er niemand in
zo’n klein dorpje als hier. Maar overdag was het wel slim, want de sleutel is
er niet voor niets. Met een tevreden gevoel sliep ik in tot de volgende
ochtend.
Dag 2 Donderdag Mouzon - Mouzon
Zeven uur stond de digitale wekker afgesteld in mijn
Smartphone waar mijn slaapgenoot ook wakker van werd. Bij het ontbijt voor de
lunch paarse bramenjam gesmeerd op de knapperige afgesneden stokbroden die de
reisleider had afgehaald bij de plaatselijke boulangerie. Maar dat wisten we
stiekem ook wel, omdat Titus erg vroeg de deur uitging en zijn minibusje
ronkend startte in de kille ochtendlucht. De stokbroden waren alleen te snijden
met een vrij lang broodmes die pas werd aangereikt toen we in de knapperige
croissantjes een hap hadden genomen.
Als konvooi gingen we twintig kilometer wandelen met begin
en eindpunt in hetzelfde plaatsje, dat ook wel als rondwandeling wordt gezien.
Mouzon was langs de rivier opgebouwd en we liepen na een korte autorit dan ook
het stadje uit over het brede grasland dat hoog aangegroeid was zodat je van
voeten tot middel in de grassprieten zat. We wandelden al schuifelend verder
langs de lange blauwe rivier met zijn brede bochten.
Eenmaal in het eerste dorp aangekomen waren we gelijk moe
van het vele klimwerk vanaf de rijksweg in een rechte lijn naar boven. De kerk
zag er armzalig uit met verder ruime woningen van bruin leisteen. Onze
tussenstop was Lombut waar een chateau bij het groen van bomen zou liggen. Na
veel klimmen en dalen waren we een keer verkeerd gelopen en had ik mijn verhaal
aan mijn wandelgenoot over de wereldeconomie helemaal afgerond. Op het laagste
punt was het chateau dat afgesloten was door een ijzeren hek waarbij geen
bordje met openingstijden stond zodat we alleen de buitenzijde konden
aanschouwen. Dan maar weer de lus van weg naar boven volgen richting
Mouzon. Bij de rust bij een oud kerkje met begraafplaats dat relatief
klein was keken we loodrecht naar de T-splitsing die in het dal lag. Straks
moesten we schuin door het dichte woud naar de hoogste top van de omgeving dat
het niet haalde met een Alptop in de sneeuw.
Het middagmaal verteerde snel zodat we er weer tegen
konden en de laatste kilometers feitelijk minder zwaar zou maken. Bij
de drukke rijksweg op de heuvel besloten er twee niet mee te gaan voor het
grandioze uitzicht op Mouzon, zodat we met minder de grasheuvels beklommen. In
het midden van het stijgende pad was groen oud gras vertrapt maar links en
rechts was het gras verdwenen zodat er twee wandelaars naast elkaar konden
wandelen. Dat deden wij niet, waardoor er een keurige rij
mensen ontstond dat langzaam aan het klimmen was. Op de top van grasland
en twee gelijke zandpaden keken we uit over de plaats die onze eindbestemming
was. Toch maar afdalen was de enige mogelijkheid om verder te genieten van het
uitzicht en waardoor de eindbestemming steeds dichterbij kwam.
Beneden in Mouzon was na de nieuwe woningen ook een
hoekrestaurant dat we rechts lieten liggen om het historische centrum te
verkennen. Het was niet veel pluis, want de cafés waren bijna allemaal gesloten
en de plaatselijke boulangerie had met een boze bakkersvrouw geen
klant kunnen krijgen met te weinig zitplaatsen. Dan maar de oude kerk
bezichtigen als we de tijd op een andere manier moesten indelen want het
regende niet. Of buiten op het ijzeren bankje zitten om op de minibus te
wachten die ons het laatste stuk tot onze vakantiehuis zou besparen.
De verwarmde pasta met gebakken groenten smaakte die avond goed en de
avond gleed voorbij met sterke koffie en een glazen kopje wijn, want er waren
geen wijnglazen.
Dag 3: vrijdag
Rochefort - Bouillon in de Belgische Ardennen
Geregend had het
zeker want ik trok het rolgordijn snel omhoog en Joris kwam uit zijn bed en
sprak al gelijk over nattigheid. Gelukkig viel het na het ontbijt en een
autorit van veertig minuten wel mee we kregen zelf nog een wandelstok van de
oude Titus. De wandelstok liep van mijn voeten tot mijn borst zodat ik het
makkelijk met mijn linkerhand kon meebewegen. We waren op de parkeerplaats met
drie eind veertigers, twee dertigers en twee zestigers in het plaatsje
Rauchefort, waar we straks de diepte in
zouden kijken voor het uitzicht van het piepkleine dal dorpje Frahan. Dit dal
dorpje had weinig noemenswaardige horeca en enkele heuvels die erg steil
waren. De deriger, de zestiger en twee eind veertigers gingen bovenlangs
het plaatsje. De andere dertiger, zestiger en eind veertiger gingen beneden langs
het riviertje, dat kleiner werd toen na een tijdje het pad schuin omhoog liep
naar de hoogste top in het bos. De boomwortels staken gevaarlijk uit de grond
dat ons pad kruisten bij de klim.
Op de top kwamen we
allen tezamen nog niet uitgeput van de klim bovenlangs. Vanaf deze top
waren we herenigd als een konvooi en gingen verder het zonverlichte bos
door. We kwamen bij een hotel, en waren wel toe aan een kopje koffie. Maar het was helaas gesloten. Binnen liep een oudere vrouw, die ons leek te zien, maar net deed of ze ons niet zag. Helaas, geen koffie voor ons wandelaars. Tegenover het hotel zagen we opgestapelde boomstammen in de zon die eruit zagen als bruine dikke schorsranden van wel 4 meter lang. Ideaal om op de bovenste boomstammen te ploffen en de stokbroden uit de plastic boterhamzakjes te halen. De oude vrouw was ondertussen met haar zwarte hond langs gekomen om met het dier te gaan wandelen. Over modderige tractorsporen richting het dorp dat diep het dal in lag. Het ruime bankje bood net niet genoeg plaats voor ons allemaal en dus besloten ik en de eind veertiger te blijven staan. Gespannen kauwde ik mijn laatse boterham weg.
Blij het eerste
restaurant te zien sinds het kasteel en het stenen gruispad, zaten
we onder het uitschuifluik te genieten van onze bestelde
drankjes. Titus had ons eerder al verteld dat we straks een klein
zijstraatje in moesten om de weg naar het burchtplaatsje te vinden. Geen auto
of vrachtwagen die ons nog in kon halen, want we zaten in de afdaling naar de
hoogste top van de dag. De witte caravans waren in de diepte van het dal duidelijk
te zien, naast elkaar en met de deuropening naar de stromende rivier gericht. Wat
hier was te zien leek op een panorama van Henri Jonas in zijn jonge jaren.
Toen we vervolgens
onze blik de andere kant van de rivier oprichtten zagen we
de vele graslanden met op ruime afstand van elkaar de wit-zwarte koeien
staan. Helaas moesten we naar beneden over vele afgevallen bomen die
uitgestrekt ons pad blokkeerden. De stromende rivier lag links van ons toen we de
camping verlieten en het cijfer dertien van de wandelroute volgden. Dit getal
dertien was aan een boomstam getimmerd zodat je het idee krijgt dat je goed op
moest opletten waar je heen moest. Het pad kronkelde met het
rivierstroompje mee richting het kasteel van de kasteelheren van Bouillon die
het hoog in een hoekvorm hadden gebouwd op een enorme heuvel. Deze hoekvorm was
het eerste wat wij zagen toen we het dorp Bouillon naderden.
We waren blij en
opgetogen om het uitzicht te aanschouwen, want misschien konden we de
enorme heuvel beklimmen en op de top ons als kasteelheren/vrouwen welkom
laten heten. Vlak voor we de kaarsrechte stenen tunnel inliepen zagen we twee
richtingwijzers met allebei de plaats Bouillon erop, zodat we twijfelde of
we niet de weg langs de rivier moesten volgen. De tunnelweg bleek
meer resultaat te hebben want honderd meter verder zagen we de boogbrug die het
stadje scheidde van de tunnel. Een goed glas bier was niet ver weg, want het
eerste café was direct na de boogbrug langs de rivier. Er moest nu gedronken
worden op de wandeling die volgens een strak schema was gelopen. Als afsluiter
bekeek ik met een van de eind veertigers nog een paar straten aan weerszijden
van de Semois.
Dag 4: Stijgende akkerlanden - Mouzon
De dag zag er heiig uit met het vochtige gras dat
fris van de dauw in de nog bewolkte lucht lag. De wandeling van vandaag bevatte
vier variaties die je met omwegen kon belopen. Het plaatsje Poullan zou de
kleinste nederzetting worden gedurende de etappe. De heuvels met in de
verte de plaats met de witte fabriekshallen en zijn kathedraal
van twee stenen torens zou de eindbestemming betekenen. Dan
zou er nog een ritje naar Sedan op het programma staan met een lang
dinertje. Maar eerst de vele akkers bewonderen vanuit ons minibusje dat laag en
hoog door de velden reed. Op de hobbelige asfaltweg ging het, buiten het dorp,
naar een omhooglopend pad dat omgeven was door
oranje-geelachtige akkers. We waren al uitgestapt toen we de dagrugzakken op
onze schouders hesen zodat de rugzak makkelijk meeging gedurende de hele wandeling.
Lekker in de ochtendmist en frisse lucht van de Ardennen de akkers volgend in
de heuvels. Het eerste dorp was nog net niet uitgestorven, want er was een
klein winkeltje waar je behalve een fruitautomaat ook gewoon wat koffie of
frisdrank kon bestellen. Dit zou later de enige pleisterplaats zijn van de
route, want de meegegeven plattegrond liet een rode en getekende streep
zien net buiten het dorp, waar café mee bedoeld werd. Een stijgend grindpad was
uiteindelijk de te volgen wandelroute, want de routemarkering was met gele
pijlen uitgezet zodat er weinig te kiezen viel. Hier hadden we naar uitgekeken
en de zestiger liep al driftig voorop om het wandeltempo aan te geven.
Het plaatsje Pourran lag maar enkele kilometers van ons
einddoel vandaan en zag er verloederd uit met maar een straat. Een
jongensgezicht stak uit een raam van het huis dat links voor in de straat lag. Niks
bijzonders want na twee minuten was zijn gezicht verdwenen nadat hij ons
geobserveerd had op het enige bankje waar wij zaten. We besloten niet langer te
blijven in Pourran en de zon achter ons te laten, in noordoostelijk richting,
om Mouzon te bereiken.
Toch zaten we die avond na een snelle autorit in het
witgekleurde restaurant dat ingetekende schilderijen op de muur had
geprojecteerd zodat je het idee kreeg het Griekse platteland te zijn
ingegaan. Twee tafels waren naast elkaar geschoven zodat we elkaar recht aan
konden kijken, alleen de eind veertiger aan het hoofd van de tafel keek
iedereen zijwaarts aan. De hoofdmaaltijd kwam twee uur te laat, wat door de
vele gasten kon komen. We hadden meer dan genoeg van die kleine Griekse broodjes
die in de eetmandjes waren gelegd. Rond half elf hadden we na het afrekenen in het restaurant en de nachtrit over de Franse wegen wel een klein drankje verdiend in het vakantiehuis. Wat thee en koffie maakten het aangenaam aan de tafel met zeil erover dat al aardig gaten begon te vertonen. Dit hadden we al een aantal dagen moeten accepteren want we waren nog steeds gasten van onze Titus die in de keuken sliep op zijn benauwde klapbedje. Daar hadden we alleen van gehoord want het klapbedje was overdag niet zichtbaar in de keuken. Geen wijn of bier betekende sneller naar bed en zo liep ik moe maar tevreden met de sleutel aan het vierkante houten blok naar de donkere blokhut, als einde van deze dag.
Dag 5: Romeins badhuis - verkeerd dorp
Ik werd wakker van het zoveelste geluid van de herhalende
ringtone. Deze kwam luid en duidelijk uit mijn Smart Phone die in mijn over de
stoel gehangen broek zat. Eerlijk gezegd wilde ik ook opstaan, want ik wist dat
het op zondag de laatste wandeling van de week was. Dat het de dag was van het
eitje bij het ontbijt hoopte ik wel omdat Titus hier niets over had gezegd.
Maar aan tafel lag er geen eieren bij de geserveerde stokbroden in de rieten
mand. Dat gebeurde doorgaans alleen bij mij thuis in de kleine keuken met de
ronde granieten gootsteen, waar het eitje uit de pan dan in werd afgegoten. Dan
toch maar het zelfde stokbrood met koffie en thee om daarna aan het inpakken en
inladen in de minibus te beginnen.
Het startpunt van de drie uur durende wandeling begon op een
kleine parkeerplaats naast een Romeins badhuis. Dit was maar twee minuten
verwijderd van de parkeerplaats en had nog een loopbrug die je met de enige
wenteltrap kon beklimmen. Het was een ruïne geworden zoals je ziet als er
opgravingen in het zand zijn gedaan door archeologen. De daken van het badhuis
waren bijna kapot en vertoonden scheuren aan de randen. Toch kon je op de
loopbrug het geheel aanschouwen dat van bovenaf alleen maar zand leek. De
Romeinen die er gebaad hadden waren er niet bij te denken evenals de bedienden
van het badhuis. Na onze bezichtiging ging de asfaltweg kronkelend door de
heuvels van akkers en graslanden. Na het natte gras tot het laagste punt te
zijn overgelopen was de kleine rivierstroom duidelijk te zien, met in de verte
een strandje met forse stenen bezaaid die er duidelijk lang hadden gelegen.
Obstakels als prikkeldraden en prikstruiken kruisten ons pad langs de ruime
waterpartij. Tot onze spijt kwamen we in het verkeerde dorp uit zodat we nog
net geen ruzie kregen over hoe we verder de eindbestemming moesten bereiken.
De rivier op de meegegeven plattegrond gaf verschillende
routes aan en ook twee dorpen die langs de rivier lagen. Het verkeerde dorp,
waar we dus beland waren, had een heuveltop waar een postkantoor was gevestigd
in een oud monumentaal pand. In het gras voor de kleine trappen stond het
standbeeld van de stichter van dit dorp. Een marmeren beeld met een lichaam en
gezicht dat keek naar het gras onder hem.
Toch maar even bellen met onze Titus bleek later geen slechte zet. In de
minibus was de cd aan het afspelen met jaren 60 en jaren 70 muziek net als in
een discotheek, alleen zonder de lichten en de bar. We zongen er vrolijk op los
zodat de weg naar Florenville en de landsgrens korter werd en we de trieste
bewolking vergaten.
Dat Florenville in het buurland lag vond niemand erg, want
we waren erg toe aan een lekker drankje. De eettent die in de drukke
hoofdstraat lag bezat ook een eerste etage met behalve stoelen ook luxe lange
banken om op te gaan zitten. De kaart bevatte alle eten en drinken behalve het
diner waar we ons niet om bekommerden. Onderweg naar Nederland besefte ik dat
de milkshake makkelijk te drinken was geweest en anders was het bij de
snackbar te krijgen, wat mij wel wat lekkerder leek. De lucht was grijs en de
snelweg druk met om de vijf minuten een langsrijdende auto met meestal
vakantiegangers erin. Bij het overleg in het minibusje over de uitstapplaats
hadden we de eerste passagier al afgezet in Mariadorp dat net over de
landsgrens lag.
Besloten werd als konvooi de stop te doen bij het
treinstation niet ver van de tweede rivier vanaf het zuiden van Nederland
gezien. Uiteindelijk werd het begin van de avond de aankomsttijd en afscheid nemen
was het eerste wat het hele konvooi, inclusief Titus deed na het aannemen van
de bagage. Met zijn alsmaar rustige karakter was er geen snelheid in zijn
manier van handelen. Het afscheid was hierdoor niet al te moeilijk, gezien we
naast het treinstation waren geparkeerd. We hadden al eerder een volgende
wandeletappe gepland tijdens ons etentje in Sedan, dus we hadden al een leuk
vooruitzicht. Toch was in de trein naar Utrecht de vermoeidheid af te lezen
want we zaten een beetje schuin in de treinstoeltjes. Van de eind veertigers
was er een die ontbrak, maar daar dacht niemand aan. Ook Titus was mijn zijn
minibusje op weg naar de hoofdstad Amsterdam. De trein bracht ieder van ons een
stukje dichterbij huis zodat het donker uit de treinruiten snel plaats zou
maken voor ons eigen warme bed. Dan was het slechts voor mijzelf nog een
kwestie van de juiste rit naar Arnhem te volgen, en voor mij het hopelijk korte
sprintertje naar mijn dorp zien te halen. Op naar mijn vertrouwde huurwoning!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten