maandag 16 september 2013

Druipend de graslanden volgend

Druipend de graslanden volgend

Deze ochtend kwam ik goed gehumeurd aan op het verlaten perron waar straks de Sprintertrein zou stoppen. Ik zag het wel zitten om de lange treinreis te maken naar de provincie Overijssel, waar ik zou wandelen tussen twee drooggelegde stadjes. Maar tot die tijd moest ik mij bezighouden met het reizen in de halfgevulde Sprintertrein die ik tot het eerstvolgende station zou nemen. Dan kwam er na enkele wachtminuten de dubbeldekstrein waarin hopelijk een zitplaats was. Daar kwam recht voor mij in de trein een kale man aan gestapt. Hij liep snel langs de rode zitplaatsen van de eerste klascoupé. Opeens stond hij voor mij en vroeg mij naar mijn vervoersbewijs. Ik bedacht snel een andere vraag: “was die man in de eerste klas een collega van u?” De man bekeek in een oogwenk mijn geel-gespoten kaart met een pasfoto erop. “Ja, natuurlijk”, zei de kale man snel en gaf de kaart direct terug nadat hij hem voor zijn digitale apparaat had gehouden.
Na een paar minuten was ik alles vergeten toen ik op het perron wachtte tot de Sprintertrein zou vertrekken, en daarmee ook de kale man die mij bij bleef omdat hij conducteur was. In de dubbeldekstrein zat ik op de blauwe zitplaats, tweede klas, mijn dik gekafte boek te lezen terwijl bij de volgende vier stations mensen van hun zitplaats weggingen en weer zitten. Zwolle was mijn eindstation en de grote brede brug over de perrons was overduidelijk herkenbaar als je op een van de perrons was. Ik liep een beetje slordig de vele traptreden naar beneden en wist al dat ik verder moest naar het busstation. Daar zag ik al het in/uitcheckpoortje, wat betekende dat het busstation dichtbij was en dat ik de oostzijde van de busperrons moest nemen om de streekbus te halen.
Ik had via het internet een webpagina uitgeprint waarop een duidelijk plattegrondje stond afgebeeld. De oostzijde was rechtsaf dus ik liep vlug door naar de vele busplatforms waar blauwe zuilen met witte cijfers erop aangaf welke buslijnen er stopte. In de verte zag ik al een wandel-maatje klaar staan die ook de te volgen kilometers af ging leggen. Eindelijk wist ik dat ik een bekende zag en liep hem tegemoet en groette hem meteen. De bus was halverwege de rit naar onze uitstaphalte en een kleine plaats waar we doorheen kwamen zagen we vanuit de grote ruiten van de streekbus. De streekbus maakte een aantal een draai naar rechts en terug naar links als er een rotonde gepasseerd moest worden. Gelukkig was de bus de kleine plaats snel uit en nam de snelheid toe waardoor de uitstaphalte weer dichterbij kwam. De vele regendruppels maakte het uitzicht buiten een triest en grijs schouwspel. Daar gingen de achterdeuren open en stapte we uit in de wildernis, afgezien van de asfaltweg waarop de auto’s voorbijraasde met hun waterbanden, spattend opzij.

We liepen al druipend over het grasdijkje dat eigenlijk een wandelpad was, want in het midden zag je het gras lichter van kleur worden. De paraplu van de vrouw rechts naast mij waaide heen en weer in de wind die de ruimte had om het meertje naast ons te doen golven in de storm. We trokken ons er niks van aan en kwamen vier veeroosters tegen die we met een klein overstapje met prikkeldraad over moesten klimmen.
In onze snackbar/café zaten we aan een bruine tafel met stoelen die pal naast het grote raam waren gezet, dat uitkeek op de doorgaande straat. Het was wachten op onze drankjes want eerst moest er besteld worden en de eigenaresse was nog niet te zien. Na een eeuwigheid bestelde we allen een warm drankje met iets lekkers erbij, want we hadden toch honger gekregen met al die regen. Vlak voor we dit plaatsje naderde was het al droog geworden, dus onze kleding begon al wat droog te worden. Toen we het snackbar/café verlieten zag ik rechts van mij een harige man, met zijn gele leeuwenpak, heen en weer schuiven barkruk, waarbij de stulp bij zijn kont grappig naar achteren bewoog. Ik gaf er nauwelijks aandacht aan, maar besprak het in de buitenlucht met mijn wandelmaatje die even glimlachte om het met mij eens te zijn dat het een grappig gezicht was.
De eindbestemming was al in de verte te zien met zijn weid uitziende rijtjeshuizen en een grijs gebouw dat waarschijnlijk op een industrieterrein lag. Wij liepen er links omheen over een betonnen fietspad dat al spekglad was van de vele druppels, die je kunt vergelijken met water uit de kraan die in de gootsteen spat. Het was niet fijn om alweer onder de donkerblauwe lucht te zijn aangezien we nog door moesten naar de oude kern van onze eindbestemming. Liters water vielen er op ons neer zodat we voorover bogen om het betonnen fietspad te vervolgen. Na een klein haventje met bootjes en de Nederlandse vlag wapperend op een huisje zagen we de eerste bebouwing met daarvoor het plaatsnaambord. Boven de bebouwing was een donkerbruin gebouw te zien dat het schip van een kerk voorstelde, maar dan zonder de kerktoren. Gelukkig was er een ook een echte kerk die we na vijf minuten bereikte door een stenen pad recht omhoog te lopen naar de hoofdingang. We besloten niet te schuilen in het kerkgebouw want nat waren we nog steeds en het kletterde ook nog door. Dan maar richting de dichtstbijzijnde halte waar de streekbus ons weer terug zo brengen naar Zwolle. Mar dat zou uiteindelijk langer duren dan we tot nog toe dachtte.
           

Geen opmerkingen: