Lead:
Als je op vakantie gaat heb je dikwijls genoeg mogelijkheden om je te vermaken. De ene persoon gaat mountainbiken over ongebaande paden, de ander gaat skiën op de sneeuwheuvels. Maar bij deze reis was het zo lang mogelijk doorlopen het advies. Dat wordt je meteen duidelijk als je op het verzamelpunt bent, en de beschrijving krijgt uitgereikt. De te volgen weg waar je je uiteindelijk zou melden lag verder dan je verwachte. Dat dat niet zonder nadenken en beredeneren gaat, blijkt tijdens de tocht.
Dag 1: Woensdag in de middag:
Die ochtend vertrok ik rond de klok van twaalven in de middag voor een aantal uurtjes rijden in de minibus. Om zeven uur was ik al het huis uitgegaan om een tweetal NS treinen te nemen, om in het Limburgse plaatsje Weert te arriveren. Iets te laat op het stationsplein hinderde niet voor het verdere verloop van de reis. Ik kreeg zelfs een koffie cadeau van een nog onbekende vrouw, bij het wachten in de coffeeshop tegenover het station. Dat was dan een meevaller want de vrouw bleek tevens ook te hebben geboekt voor de vakantie naar het zuiden.
Onderweg stopte we langs de snelweg in België voor een gastronomisch restaurant waar alleen Frans werd gesproken. De vele regen langs de autoruiten van de minibus had ons somber gemaakt. We waren als een konvooi toe aan een wandelvakantie en konden een korte stop goed gebruiken. Het interieur had iets van het wilde-westen uit een western speelfilm, dat benadrukt werd door de vele tafels en sigarettenrook. Als echte cowboys moesten we keurig in de rij staan om af te rekenen. Het velen voedselwaar lag aantrekkelijk achter de glazen ruit, naast de dikke dame achter de pikzwarte kassa. Ieders dienblad schoof langzaam aan naar haar toe met soms een kleine pauze. De twee tafels waren na afrekening naast elkaar geschoven, zodat zoeken naar een bruine stoel niet moeilijk meer was. Twee tafels bemachtigd door wandelklanten midden in de prairie. De lange benen van ieder staken zichtbaar onder de tafels uit, terwijl de reisleider een rugtas op een stoel er naast op de tafel legde. Er kwam een klein foldertje tevoorschijn, waarop we allen het grondig probeerde te bestuderen. Franse tekst was leesbaar met weidegrond als op een schilderij geverfd. Achter ons was een baby die voluit krijste en een strenge vrouwenstem die in het Frans om stilte vroeg.
Na het gezellige cowboyrestaurant reden we over de snelwegen en rustige asfaltwegen met hoge dennenbomen. Het gevoel dat je op vakantie was kon je duidelijk merken, want we stopten in een klein dorpje buiten de bossen, waar het erg rustig was. Alleen de heuvels verraadden dat je in de Ardennen bevond. Er waren Franse classics te horen uit de ingebouwde autoradio naast de chauffeur. De mannen die half Frankrijk hadden uitgezongen hoorden we weer terug. We kwamen alvast in een goede stemming, door mee te zingen wat niet al te eenvoudig was. Met het goede advies en van de reisleider en tevens chauffeur was het mogelijk om tegen drieën aan de eerste wandeling te beginnen.
De zestiger die de naam Titus had, was een oude man met zwarte haarplukken en tenger postuur. Hij legde uit wat de eerste wandeletappe inhield. Eerst zouden we naar een klein heuveldorpje wandelen via de oude spoorrails met als eindpunt het kleine dorpje met het oude huisje. Maar eerst liet Titus ons de plaatselijke wasbak voor de koeien zien, die ook door de lokale bewoners gebruikt kon worden om schoon water te halen. We waren al langs de bruinachtige huizen gewandeld met maar twee straten en ook de wasplaats. Net buiten de bebouwing, bij een boogbrug, gaf Titus ons een kleurrijk plattegrondje, een stafkaart, in de vorm van een kaart. Er waren talrijke kleuren aangegeven waaronder zwart en wit voor de bebouwing. Er stonden meerdere rondjes op getekend hoe de wandeling afgelegd kon worden zodat we zo min mogelijk zouden verdwalen. Hij liep toen in tegenovergestelde richting naar het busje. De zestiger was verdwenen en we besloten de spoorrails te volgen met enorm veel helmgras om in te stappen.
De spoorlijn liep in een rechte lijn en had grind, dat knarste onder onze wandelschoenen. Op de rails lopen was mogelijk maar het bruinachtige hout was glad en je kon dus vallen. Gelukkig haalde we het eerste dorp waarvan de kerktoren duidelijk te zien was bij de stijgende dorpsweg naar het kerkplein. De aanhoudende regen die al geruime tijd aanhield was verdwenen en strepen licht in de verte gaven de lucht iets moois. Na ruim een uur te hebben genoten van de weidse heuvels kwam er en een voorbijrazende brommer langs, die zijn voorlicht fel aan had staan. De brommer reed sloom voorbij met zijn berijder gepakt in helm en dunne bedekte kleding. Na een grote heuveltop we in een straat met aan weerszijden oude boerderijen. Vanaf de straat keken we in de diepte naar beneden en even later zagen we ons kleine hotel. Het klein hotelletje wat ik voor ogen had, was een klein huis met bruine kalkstenen en een gammele voordeur. Als groep moesten we via de achtertuin naar binnen waar je eerst wat slecht uitziende treden op moest. Rond de klok van zeven stonden we boven op de veranda te genieten van het weidse uitzicht. Na een poosje draaiden we ons om, en door de kraalgordijnen liepen we het huis in. Deze waren de inloop tot het huis met een badkamer en twee slaapkamers op de eerste verdieping. Voorin was het woongedeelte met keuken dat er vrij ruim uitzag.
Toen we de rood uitziende soep hadden gehad, werd na een uur pas het echte maal geserveerd dat uit couscous en sla zou bestaan. Hierdoor werd het ook het laatste eetgerecht van de dag. Om de tijd tussen de soep en het echte maal te overbruggen kletsen de dames, eind veertigers door elkaar en lachten de drie heren, van zestig en twee dertigers, om hun eigen grappen. Rond elven gleden we het logeerbed in dat in de ruim opgezette blokhutten stond. Naast nog een tweede bed was er een middelgroot tafeltje en houten schappen waar flessen water naast elkaar lagen. De metalen sleutel was de manier om deze blokhut af te sluiten voor ongewenst publiek. Dat hoefde mijn groepsgenoot en ik nu niet meer te doen want in de nacht kwam er niemand in een dergelijke klein dorpje als hier. Maar overdag was het wel slim, want de sleutel kon je in het kleine hotel ophangen. Met een weltevreden gevoel sliepen we toe tot de volgende ochtend.
Dag 2 Donderdag Mouzon - Mouzon
Zeven uur stond de digitale wekker afgesteld in de Smartphone waar mijn slaapgenoot ook wakker van werd. Bij het ontbijt voor de lunch paarse bramenjam gesmeerd, op de knapperige afgesneden stokbroden die de reisleider had afgehaald bij de plaatselijke boulangerie. Maar dat wisten we stiekem ook wel, omdat Titus erg vroeg de deur uitging en zijn minibusje ronkend startte in de kille ochtendlucht. De stokbroden waren alleen te snijden met een vrij lang broodmes die pas werd aangereikt toen we in de knapperige croissantjes een hap hadden genomen.
Als konvooi gingen we twintig kilometer wandelen met begin en eindpunt in hetzelfde plaatsje, dat ook wel als rondwandeling wordt gezien. Mouzon was langs de rivier opgebouwd en we liepen na een korte autorit dan ook het stadje uit over het brede grasland dat hoog aangegroeid was zodat je van voeten tot middel in de grassprieten zat. We wandelden al schuifelend verder langs de lange blauwe rivier met zijn brede bochten.
Eenmaal in het eerste dorp aangekomen waren we gelijk moe van het vele klimwerk vanaf de rijksweg in een rechte lijn naar boven. De kerk zag er armzalig uit met verder ruime woningen van bruin leisteen. Onze tussenstop was Lombut waar een chateau bij het groen van bomen zou liggen. Na veel klimmen en dalen waren we een keer verkeerd gelopen en had ik mijn verhaal aan mijn wandelgenoot over de wereldeconomie helemaal afgerond. Op het laagste punt was het chateau dat afgesloten was door een ijzeren hek, waarbij geen bordje met openingstijden stond zodat we alleen de buitenzijde konden aanschouwen. Dan maar weer de lus terug volgen richting Mouzon. Bij de rust bij een oud kerkje met begraafplaats dat relatief klein was, keken we loodrecht naar de T-splitsing die in het dal lag. Straks moesten we schuin door het dichte woud naar de hoogste top van de omgeving dat het niet haalde met een Alptop in de sneeuw.
Het middagmaal verteerde snel zodat we er weer tegen konden en de laatste kilometers feitelijk minder zwaar zou maken. Bij de drukke rijksweg op de heuvel besloten er twee niet mee te gaan voor het grandioze uitzicht op Mouzon, zodat we met minder de grasheuvels beklommen. In het midden van het stijgende pad was groen oud gras vertrapt maar links en rechts was het gras verdwenen zodat er twee wandelaars naast elkaar konden wandelen. Dat deden wij niet, waardoor er een keurige rij mensen ontstond dat langzaam aan het klimmen was. Op de top van grasland en twee gelijke zandpaden keken we uit over de plaats die onze eindbestemming was. Toch maar afdalen was de enige mogelijkheid om verder te genieten van het uitzicht en waardoor de eindbestemming steeds dichterbij kwam.
Beneden in Mouzon was na de nieuwe woningen ook een hoekrestaurant dat we rechts lieten liggen om het historische centrum te verkennen. Het was niet veel pluis, want de cafés waren bijna allemaal gesloten en de plaatselijke boulangerie had met een boze bakkersvrouw geen klant kunnen krijgen met te weinig zitplaatsen. Dan maar de oude kerk bezichtigen als we de tijd op een andere manier moesten indelen, want het regende niet. Of buiten op het ijzeren bankje zitten om op de minibus te wachten, die ons het laatste stuk tot ons logeerhuis zou besparen. De verwarmde pasta met gebakken groenten smaakte die avond goed en de avond gleed voorbij met sterke koffie en een wit kopje wijn, want er waren geen wijnglazen.
Dag in België met vrouw Clara met hond, oude boer Arie en samenkomst op berg bij caravans.
Dag 3: vrijdag Rochefort - Bouillon in de Belgische Ardennen
Geregend had het zeker want ik trok het rolgordijn snel omhoog en Joris kwam uit zijn bed. Er was al gelijk sprake van nattigheid. Gelukkig viel het na het ontbijt en een autorit van veertig minuten wel mee, we kregen zelfs nog een wandelstok van de oude Titus. De wandelstok liep van je voeten tot je borst zodat het niet moeilijk was om te bewegen. We waren op de parkeerplaats met drie eind veertigers, twee dertigers en twee zestigers in het plaatsje Rauchefort. We keken de diepte met uitzicht op het piepkleine dal dorpje Frahan. Dit dal dorpje had weinig noemenswaardige horeca en enkele heuvels die erg steil waren.
Bovenaan de heuvel was het piepkleine dorpje beneden duidelijk waar te nemen. Dat we er doorheen zouden gaan, was al meer dan zeker. De zestiger Titus had de stafkaarten al uitgedeeld en stond sportief opgesteld. De dertiger Ron, de zestiger Titus en de veertiger Anja gingen bovenlangs het plaatsje. De dertiger Nico, de zestiger Bas en de veertigers Chantal en Madelein gingen beneden langs het riviertje. Dat kleiner werd toen na een tijdje het pad schuin omhoog liep naar de hoogste top in het bos. We zagen al het karaktastieke bruggetje over het diepergelegen riviertje. Titus was met zijn wandelstok voorop gegaan en we volgden hem voorzichtig, want niemand was hier al eerder geweest. Met twee man liepen we zij aan zij, Nico en Bas naast elkaar. Nico kon hem veel vragen als hij iets wilde weten. "Zeg, we lopen hier nu voor het eerst, dat dorpje beneden lijkt verder weg dan het glazen gebouw op de top?" "Nou, dat denk ik niet we zo laag gaan dat het gebouw in het niets valt." Ze liepen na de houten balken een stukje over zandpad tot het bruggetje. "Pas op, die tak moet je niet aanraken, anders val je op de brug." Nico keek verschrikt naar de aangewezen tak en zei hard "ja" tegen Bas. Ongemerkt waren ze allen bij het bruggetje gekomen. Nico keek even naar hem even na wilde hem inhalen, desnoods op het bruggetje. Het overbruggen van de rivier was het misstappen over een van de balken iets wat er door zijn gedachte ging. Aangezien er niemand in nood verkeerde wist hij veilig de overzijde te bereiken.
Nico, Chantal, Madelein en Bas gingen door het dorpsstraatje omhoog. Het dorpje was uitgestorven, want de gordijnen waren gesloten achter de ramen, evenals de carports waar nauwelijks een auto stond geparkeerd. Alleen een donkeruitziend huis met terras naast de ingang straalde leven uit. De eigenaar zette een van de tafels recht, door het ietwat naar rechts te verschuiven. Een klein duwtje was genoeg. Achter hem en zijn huis bevond zich een hoger gelegen weiland, waar een oude man naast zijn schapen en de kleine hooistal naar zijn hooivork stond te staren.
De oude boer zag de groep aankomen en plantte zijn hooivork nog eens stevig in het hooi. De man voorin de groep zag er oud, maar stevig uit wat hem gerust stelde, omdat hijzelf ook al op leeftijd was. De voorste man keek hem even aan en stapte op hem af. "Bent u hier bekend? " Hij begreep de vraag niet, want het was een onbekende taal. De man herhaalde zijn vraag ditmaal in het Frans, met een accent zo hij hoorde. "Zeker, ik werk hier al twintig jaar, de weilanden zijn slechter geworden." "Bent u niet met pensioen? " was de volgende vraag van de voorste man in de groep. "Al twee jaar, maar het gevoel van een zijn met de natuur verdwijnt nooit." Hij keek naar rechts en zag vanachter het restaurant de rest van de groep aankomen. Het waren twee vrouwen en een man, een stuk jonger zo kon hij zien. Hij wist dat ze onmogelijk hadden gepauzeerd bij het restaurant, want de tent was op dit uur nog dicht. Hij zag dat ze rugzakken droegen en een wandelstok in hun ene hand hadden, wat niet vreemd was aangezien het een wandelgebied was. "Wij gaan naar Caen, nog vele kilometers tegemoet"zei de voorste man, en wees met zijn arm naar rechts. Die richting kon het nooit zijn, want Caen lag oostelijker wist hij. De twee vrouwen en de jonge man waren inmiddels dichterbij gekomen en keken nieuwsgierig naar zijn schapen. "Succes, en denk eraan dat je nog door een dorpje komt met een restaurant " zei hij als laatste aanwijzing voor ze weg liepen. Plots begon een van de schapen op zijn twee poten te staan, de andere twee op de grond. Hij keek verschrikt op evenals Bas die haastig een vraag bedacht. "Is daar maar een restaurant? " Hij antwoordde door te knikken dat ja betekende. "Dan hebben we het toch verkeerd gehoord, want er moet ook nog een café zijn." "Ach" antwoordde hij "ik woon hier allang genoeg om te weten dat het café vier jaar geleden is gesloten wegens een gebrek aan klanten." De voorste man keek hem sprakeloos aan en stond even stil. "Waarom is er geen café dat wel open is?" vroeg de Chantal in het Frans. "Ja, dat is een lang verhaal" begon hij "dat ik beter niet kan uitleggen." Het doorvragen naar details was iets wat hij niet graag deed. Hij wilde het hierbij laten en keerde zijn rug naar de anderen toe. De voorste man en de rest van de groep besloten verder te lopen en verlieten het punt waar ze waren gestopt. Dat er inderdaad maar een restaurant was in het dorp had hij voor zichzelf gehouden.
Ze liepen al pratend over het pad met de boomwortels die gevaarlijk uit de grond staken. Vlak voor de overgang van bospad naar asfaltweg zag je een vreselijke diepte, wat een ravijn inhield. Bas, Chantal, Madelein en Nico pakte en voor een hun broodtrommel en stonden toen verschrikt stil. Het geluid van Ron, Titus en Anja was hard genoeg om naar boven te kijken. Eindelijk herenigd wat vooraf was besproken en was behaald. "Hé hé, wat duurde dat toch lang." "Ja, maar het uitzicht viel erg tegen." Dit gesprek ging tussen Nico en Anja wat grappig te noemen was. "Dat was nu voor ons de reden om onderlangs te gaan." "Dat maakt niet uit, we nemen het voorlief." Ach, laten we liever geniet van het uitzicht dat zo schoon is." Ze keken allebei van het groene mos in het ravijn naar de hoge bomen naast hen. Wat verder lag de asfaltweg waar vanaf dit punt al een stukje te zien was. "Laten we die oude villa eens beter bekijken" was de mededeling van Bas en iedereen kon deze verleiding niet weerstaan. Toen ze hadden geluncht liepen ze verder tot de oude villa volledig zichtbaar werd. "Wat ziet deze villa er toch oud uit" sprak Ron en keek door een raam aan de zijkant naar binnen. Bas liep naar de overzijde en keek door een tweede raam naar binnen. Hij zag iets opmerkelijks. "Ja, maar wat hierbinnen gebeurd is geen toeval meer."Hij klampte zich nog dichter tegen het raam en stond nu op zijn tenen te staren. De drie vrouwen en Nico liepen geheel om de villa heen dat omgeven was met gras. Titus was ondertussen al teruggelopen naar zijn achtergelaten busje. Bas zag door het raam een huiskamer met een kleine bar tegen het raam. Hij bleef even stil staan en sprong kort naar beneden tot hij op het gras stond. Een bar betekende een teken van gezelligheid, alleen was er geen mens te zien geweest. Dit gegeven bracht hem terug bij de oude boer in het dorpje in het dal. Opeens hoorde hij gepiep en gekraak dat hem deed wakker schudden. Tweemaal geblaf en een sprekende vrouwenstem deden hen opkijken vanwaar het geluid kwam. De anderen hoorden het ondertussen ook en knielden neer in het gras. De vrouwenstem bleef tegen de hond praten die daarop niet meer blafte. Hij wist niet wat te doen en dacht dat de anderen wel een oplossing hadden. "Hoort iemand mij" schreeuwde hij in het Nederlands. "Ja, ik heb het ook gehoord" kwam er terug. Aan iedere zijde van de villa stonden ze te luisteren behalve de voorzijde, waar de vrouw met hond zich bevonden. Er klonk plots een luid geblaf en toen sprintte de hond naar het ravijn, vanwaar ze gekomen waren. Bas kon het direct zien, aangezien hij aan de juiste zijde van de villa stond.
Terwijl de blaffende hond naar het ravijn sprintte bleef de vrouw nog steeds staan. Vanaf haar rechterzijde kwam een jongeman aangelopen met een vriendelijk glimlach om zijn mond. "Goedemiddag, mevrouw kan ik u ergens mee helpen? " Na herhaling in het Frans werd er snel "oui" gezegd. De vrouw staarde roerloos van de jongeman naar het ravijn en ging toen relaxt in de tuinstoel zitten. Geen haast dacht de jongeman en riep de anderen hard naar de voorzijde van de villa te komen. Met een flits stond de vrouw rechtop en ging als een hardloper zo snel naar het ravijn, aangestaard door de jongeman. Ze kwam hijgend terug met haar hond die een dode egel in zijn bek had. Basen de drie vrouwen kwam net aan de voorzijde van de villa en keken haar direct aan. Ze waren verbijsterd hoe de hond opeens een egel kon doden. "Aan de kant" begon ze in het Frans. De wandelgroep stond geïnteresseerd voor de voordeur, die had gepiept en gekraakt. Chantal wees haar op het bordje dat in het Frans 'open' aangaf. "Eerst willen we weten of we hier kunnen drinken." "Nee, dit is geen café meer in het dorp verderop moet je zijn" was het antwoord. Even was het een moment stil en toen smeet de hond de egel uit zijn bek en draafde naar de voordeur. Hij werd echter tegengehouden door de vele benen die aangaven niet weg te gaan. De vrouw van de hond schrok even en zette toen kordaat haar handen in een vuist tegen haar heupen. De egel lag nog steeds dood in het gras. De vrouw van de oude villa bleef op de veranda staan en wist dat laten liggen geen oplossing was. Ze besloot de egel te begraven achter de villa in de diepe zandgrond. Eerlijk gezegd had ze nog nooit drinkers gehad toen ze intrek nam in de villa. Ze begon in het Frans "Als jullie per se naar binnen willen, ik heb alleen koffie en sterke drank, trouwens mijn naam is Clara." "Dat dat is dan de eerste stap in vriendelijkheid" zei Chantal hoorbaar voor allen. "Laten we dat maar accepteren, dan heeft die oude boer toch gelogen" zei ze als laatste. Iedereen begreep de boodschap die ook in het Nederlands werd herhaald en maakte aanstalten om de oude villa binnen te treden.
De kleine bar was ruim met barkrukken bruin van kleur in tegenstelling tot de enige bank die beige was. Als je wilde kon je drank tappen, uit de aanwezige tapkranen met ieder hun eigen drankmerklogo erop. Maar de wandelaars wilde liever bediend worden. Ze hadden gemerkt dat de vrouw niet mee naar binnen was gegaan en wachtte ongeduldig op de barkrukken. De hond kwispelde ongeduldig rond de vele benen. Toen erna een gespannen kwartier nog geen persoon binnen was gekomen besloten de Madelein en Anja eens achteraan de villa te kijken. Zij hadden er even staan wachten, dus bekend terrein. De anderen wachtte dan zolang op de zwarte bank. In de openlucht liepen de beide vrouwen geconcentreerd langs een kant van de oude villa. De ene linkszij en de ander rechtszij dicht langs de ramen. Er wees niks op Clara weg was gelopen, want de vogels zongen nog gewoon hun eigen lied. Toen ze elkaar aan de achterzijde weer tegenkwamen, was de dode egel zichtbaar met de pootjes breed in het zand gelegd. De vrouw ontbrak echter. "We moeten een zoektocht starten" zei Madelein, nadat ze in de verte geen een lopend wezen hadden gezien. "Dat is een goed idee,"zei Anja en snel werd het een race naar de bar. De vrouw leek inderdaad verdwenen, maar de twee vrouwen hadden in de zandgrond nog niet gekeken. De zoektocht werd beperkt tot rond de oude villa. De hond werd ook op pad gestuurd, maar zijn neus was onvoldoende om de reuk van de vrouw te herkennen. De politie bellen leek een idee, maar afgezien van dat had de oude boer hen voorgelogen, dat ze nog in het geheugen hadden. Liegen was niet iets wat je zomaar deed, en zeker nu er iemand vermist werd. Na geen spoor wijzer te zijn, werd besloten het volgende dorp te bereiken waar het beloofde restaurant was. De bocht in de asfaltweg werd overgestoken, maar het kaarsrechte modderpad vertraagde het lopen aanzienlijk. Als het dorp maar gehaald zou worden.
Clara was de eigenaresse van de oude villa en had de dode egel met een hand vast, toen ze bij de achterzijde kwam. Een betere plek om de gestorven egel te begraven was er niet. Deze villa had altijd gespookt sinds ze er dertig jaar geleden in was gaan wonen. Ze had het gekocht van een oude man die de omgeving te saai werd. Ze gaf hem ongelijk en had er sinds zijn vertrek in gewoond. Aan de donkere kelders en ruimtes was ze gewend geraakt. Ze vond een goede plek om te graven in de zandgrond, alleen bedacht ze dat ze geen schepje had. Haar handen wilde ze niet vuil maken in het zand. De wandelaars hadden het over een "oude boer" gehad. Die twee woorden had ze wel verstaan uit het Nederlands. Dat moest Arie zijn, die ze dikwijls in het dorpje beneden had aangetroffen, meestal in zijn eentje want hij had nooit een vrouw gehad. Toen de dode egel op de grond was gelegd, wist ze even niet wat te doen. Opeens gingen haar gedachte uit naar de keer dat hij ook een schepje had gebruikt om een diamant op te graven. Toen ze die avond thuis kwam ontdekte ze de diamant vergeten had mee te nemen. Dat ze de egel achterliet en met haar laarzen over de natte bladeren naar het dorp ging, was dus niet zo vreemd. Schuifelend en behendig gleed ze stapje voor stapje naar beneden, met het ravijn rechtsachter nog net zichtbaar. Na twee minuten had ze de eerste boomwortels bereikt en daarmee het schuine paadje naar het dorpje. Behendig sprong ze over de vele boomwortels als een hinkstapspringster die zijn record gaat halen.
Het dorpje was licht en tegelijk somber met al die zwarte daken naast elkaar. Ze zou hoe dan ook zijn woning vinden. Met een flinke bocht omhoog stapte ze naar de plaggenwoning met duurzaam riet op dak. Voor de woning bleef ze even staan en keek naar het weiland dat zich boven het dorpje uitstak. De walmen van vroeg in de ochtend waren niet meer te zien, maar wel de vele schapen rondom de hooischuur. De man was niet te zien bij de hooischuur, dus ze dacht meteen aan zijn woning waar ze naast stond. Terugkijkend naar zijn erf viel het op dat zijn oude Citroën verdwenen was. Tot haar verbazing was er geen briefje op de voordeur van "ik ben even weg" nadat ze drie maal had aangebeld. Na vijf minuten gaf ze het op en besloot dit bezoekje uit te stellen tot vanavond voor zonsondergang. Ze zei hardop in het niets "nou, tot een volgende keer" en verdween zonder een spoor na te laten.
Als je voor het eerst een dorp bezoekt is alles verrassend te noemen. De huizen, straten en naambordjes zijn soms een raadsel waar je niet uit komt. De wandelaars bezaten wel een manier om het restaurant te vinden. Vanuit het minibusje hadden ze de witte kalkmuren gezien die door de zon pijn deden aan de ogen. Met wat aanknopingspunten wist Bas het bordje van het restaurant zich nog te herinneren, wat Titus had benoemd. Een ouder echtpaar begroete hen vriendelijk bij het betreden van het terras. Ze waren niet de enige hier. Binnenin heerste een restaurantsfeer met behalve stoelen en tafels ook een koperen stang naast de bar met kassa. Bas zocht gehaast naar de eigenaar en zag hem achter de vele wijnglazen vandaan komen. "Goedemiddag, ik wil een vermissing doorgeven." De eigenaar keek hem eerst vreemd aan en toen begreep hij het. "Goedemiddag, dat is toch geen grap" zei hij zonder het uit te schateren. "Nee, serieus is het wel, dus als u een telefoon heeft kan ik het alarmnummer bellen." De man kort van nee, want de afgelopen ochtend had de telefoon roodgloeiend gestaan, en meer bellen betekende een verdubbeling van de rekening. "U kunt mij mobiel gebruiken"zei hij meteen en haalde het apparaatje snel vanachter de kassa. Bas keek met een glimp naar de ingang en vroeg meteen naar het alarmnummer. Vier getallen benoemd en ingetoetst en de politie kwam aan de lijn. "Goedemiddag, ik wil melding maken van een vermist persoon."Het was even stil, toen kwam het antwoord. "Dat kan uit welke plaats belt u en wat is het tijdstip van de vermissing?" "Ik bel uit Caen en het heeft tegen het middaguur plaatsgehad. "Oké, ik zal het doorgeven en dan komen we polshoogte nemen in het dorp. Goedemiddag." De lijn werd abrupt verbroken en zo ook het gesprek. Bas liep snel naar de uitgang, alvorens hij zijn mobieltje had achtergelaten op de bar. De anderen kwam hem op het terras tegemoet. Niet uit boosheid maar gedreven door het telefoongesprek vertelde hij zijn verhaal. Ze besloten door te gaan in ontspannen tempo naar het kasteel op de heuvel, zonder een drankje te nemen in het restaurant.
Met uitzicht op de vele witte caravans was het goed toeven in de schaduw. De witte caravans waren in de diepte van het dal duidelijk te zien, naast elkaar en met de deuropening naar de stromende rivier gericht. Wat hier was te zien leek op een panorama van Henri Jonas in zijn jonge jaren. De vele bomen zwiepten niet meer en het kasteel was niet te zien. Hij had ervoor gekozen om hier paddenstoelen te gaan zoeken zodat hij ze direct in de ruime zak van zijn tuinbroek kon doen. De wandelaars die langs zijn hooischuur waren gekomen, had hij zien ploeteren de heuvel op naar zijn aangewezen dorp. De vrouw met hond was niet verdwenen uit zijn gedachte, want hij kende haar toen ze nog jong en schoon was. Ouder worden hoort bij de mensheid en dat ze er nog zou zijn, leek hem onwaarschijnlijk gezien de jaren verstreken waren sinds de laatste ontmoeting. Hij keek naar de grond om te zien of de paddenstoelen de hete zomer hadden overleefd. Hij kreeg het idee om ook even tegen de helling naar beneden te zoeken naar goede exemplaren. Met twee voeten tegen de helling gedrukt en twee handen in de inhammen keek hij zoekend naar beneden. Hij zag de eerste rij paddenstoelen, toen er een kort gekuch te horen was. Hij draaide naar boven en keek net over de helling naar een paar benen met schoenen. Verdraait toch niet die lui van vanmorgen, die gingen toch tot Caen. Hij hield zich nog steeds stevig vast en besloot al schuifelend een stukje verderop naar boven te klimmen. Om vooral niet teveel op te vallen. Toen hij zich verderop zijn ene hand in een volgende inham zette, schrok hij bij de beweging van zijn ander hand. Het zonlicht scheen in zijn gezicht, maar twee handen waren nog net te onderscheiden. Hij bedacht zich geen moment en hijsde zich aan de twee uitgestoken handen omhoog, de helling achterlatend. "Hallo" klonk een bekende stem, "waar was je naar op zoek?" De stem sprak opgewekt en zonder aarzeling. " Hij stond nu rechtop en kon even niks zeggen. "Je hebt al aardig wat paddenstoelen" zei de stem. Hij knikte van ja, en vroeg aan haar waar de hond was. De vrouw had voor hem geen geheimen meer, want hij stond tegenover haar. Na deze constatering klonk er een luide stem vanaf het grote pad. "Daar zijn de twee oudjes, in een tuinbroek en een bodywarmer." Het was Bas die het woord had en bleef houden. De andere wandelaars volgden Bas naar hen toe. Ditmaal in het Frans sprak Bas ze aan en vernam dat beiden ruzie hadden gekregen in het verleden. Een vergeten diamant was het attribuut geweest wat de vrouw zonodig terug wilde krijgen. Dat het dit keer niet gelukt was hinderde niet. De politie was al gebeld, maar ze konden meteen weer nar het bureau omkeren. Loos alarm en dus zonde van de tijd geweest. Bij het zien van de oude boer Arie en de eigenaresse Clara, gaven de wandelaars een diepe zucht ten teken het raadsel te hebben ontmaskerd. Twee oudjes die elkaar allang niet meer gezien hadden. De twee figuren bij de helling pakten elkaar plotseling in de armen en omhelsde elkaar van vreugde. Van de vreugde werd besloten de paar kilometer tot Bouillon samen af te leggen door de stromende rivier te volgen.
Het getal dertien voor de te volgen route was aan een boomstam getimmerd, zodat je het idee krijgt dat je goed op moest opletten waar je heen moest. Het pad kronkelde met het rivierstroompje mee richting het kasteel van de kasteelheren van Bouillon die het hoog in een hoekvorm hadden gebouwd op een enorme heuvel. Deze hoekvorm was het eerste wat wij zagen toen we het stadje Bouillon naderden.
Vlak voor we de ondergrondse tunnel inliepen zagen we twee richtingwijzers linksaf en rechtsaf. De plaats Bouillon stond voor twee richtingen aangegeven, zodat wij betwijfelden of we niet de weg langs de rivier moesten volgen. De tunnelweg bleek meer resultaat te hebben want honderd meter verder zagen we de boogbrug die het stadje scheidde van de tunnel. Een goed glas bier was niet ver weg, want het eerste café was direct na de boogbrug. Er moest nu gedronken worden op de wandeling die als verrassend kon worden bestempeld. Het eerste café na de boogbrug had een buitenterras waar we vol goede moed een biertje namen. Clara en Arie die voortaan als getrouwd stel door het leven gingen namen als eerste de slok uit de glazen gevuld met bier. Wat een avontuurlijke dag!
Tegenover het hotel zagen we opgestapelde boomstammen in de zon die eruit zagen als bruine schorsranden van wel vier meter lang. Ideaal om op de bovenste boomstammen te ploffen en de stokbroden uit de plastic boterhamzakjes te halen. De oude vrouw was ondertussen met haar zwarte hond langs gekomen om met het dier uit te laten. Over modderige tractorsporen richting het dorp dat diep het dal in lag. Het ruime bankje bood net niet genoeg plaats voor ons allemaal en dus besloten Nico en Chantal te blijven staan. Gespannen kauwde ik mijn laatste boterham weg.
Dag 4: Stijgende akkerlanden - Mouzon
De dag zag er heiig uit met het vochtige gras dat fris van de dauw in de nog bewolkte lucht lag. De wandeling van vandaag bevatte vier variaties die je met omwegen kon belopen. Het plaatsje Poullan zou de kleinste nederzetting worden gedurende de etappe. De heuvels met in de verte de plaats met de witte fabriekshallen en zijn kathedraal van twee stenen torens zou de eindbestemming betekenen. Dan zou er nog een ritje naar Sedan op het programma staan met een lang dinertje. Maar eerst de vele akkers bewonderen vanuit ons minibusje dat laag en hoog door de velden reed. Op de hobbelige asfaltweg ging het, buiten het dorp, naar een omhooglopend pad dat omgeven was door oranje-geelachtige akkers. We waren al uitgestapt toen we de dagrugzakken op onze schouders hesen zodat de rugzak makkelijk meeging gedurende de hele wandeling. Lekker in de ochtendmist en frisse lucht van de Ardennen de akkers volgend in de heuvels. Het eerste dorp was nog net niet uitgestorven, want er was een klein winkeltje waar je behalve een fruitautomaat ook gewoon wat koffie of frisdrank kon bestellen. Dit zou later de enige pleisterplaats zijn van de route, want de meegegeven plattegrond liet een rode en getekende streep zien net buiten het dorp, waar café mee bedoeld werd. Een stijgend grindpad was uiteindelijk de te volgen wandelroute, want de routemarkering was met gele pijlen uitgezet zodat er weinig te kiezen viel. Hier hadden we naar uitgekeken en de zestiger liep al driftig voorop om het wandeltempo aan te geven.
Het plaatsje Pourran lag maar enkele kilometers van ons einddoel vandaan en zag er verloederd uit met maar een straat. Een jongensgezicht stak uit een raam van het huis dat links voor in de straat lag. Niets bijzonders want na twee minuten was zijn gezicht verdwenen nadat hij ons geobserveerd had op het enige bankje waar wij zaten. We besloten niet langer te blijven in Pourran en de zon achter ons te laten, in noordoostelijk richting, om Mouzon te bereiken.
Toch zaten we die avond na een snelle autorit in het witgekleurde restaurant dat ingetekende schilderijen op de muur had geprojecteerd zodat je het idee kreeg het Griekse platteland te zijn ingegaan. Twee tafels waren naast elkaar geschoven zodat we elkaar recht aan konden kijken, alleen Madelein aan het hoofd van de tafel keek iedereen zijwaarts aan. De hoofdmaaltijd kwam twee uur te laat, wat door de vele gasten kon komen. We hadden meer dan genoeg van die kleine Griekse broodjes die in de eetmandjes waren gelegd.
Rond half elf hadden we na het afrekenen in het restaurant en de nachtrit over de Franse wegen wel een klein drankje verdiend in het vakantiehuis. Wat thee en koffie maakten het aangenaam aan de tafel met zeil erover dat al aardig gaten begon te vertonen. Dit hadden we al een aantal dagen moeten accepteren want we waren nog steeds gasten van onze Titus die in de keuken sliep op zijn benauwde klapbedje. Daar hadden we alleen van gehoord want het klapbedje was overdag niet zichtbaar in de keuken. Geen wijn of bier betekende sneller naar bed en zo liep ik moe maar tevreden met de sleutel aan het vierkante houten blok naar de donkere blokhut, als einde van deze dag.
Dag 5: Romeins badhuis - verkeerd dorp
Ik werd wakker van het zoveelste geluid van de herhalende ringtone. Deze kwam luid en duidelijk uit mijn Smart Phone die in mijn over de stoel gehangen broek zat. Eerlijk gezegd wilde ik ook opstaan, want ik wist dat het op zondag de laatste wandeling van de week was. Dat het de dag was van het eitje bij het ontbijt hoopte ik wel omdat Titus hier niets over had gezegd. Maar aan tafel lag er geen eieren bij de geserveerde stokbroden in de rieten mand. Dat gebeurde doorgaans alleen bij mij thuis in de kleine keuken met de ronde granieten gootsteen, waar het eitje uit de pan dan in werd afgegoten. Dan toch maar het zelfde stokbrood met koffie en thee om daarna aan het inpakken en inladen in de minibus te beginnen.
Het startpunt van de drie uur durende wandeling begon op een kleine parkeerplaats naast een Romeins badhuis. Dit was maar twee minuten verwijderd van de parkeerplaats en had nog een loopbrug die je met de enige wenteltrap kon beklimmen. Het was een ruïne geworden zoals je ziet als er opgravingen in het zand zijn gedaan door archeologen. De daken van het badhuis waren bijna kapot en vertoonden scheuren aan de randen. Toch kon je op de loopbrug het geheel aanschouwen dat van bovenaf alleen maar zand leek. De Romeinen die er gebaad hadden waren er niet bij te denken evenals de bedienden van het badhuis. Na onze bezichtiging ging de asfaltweg kronkelend door de heuvels van akkers en graslanden. Na overlopen van het natte gras was de kleine rivierstroom duidelijk te zien, met in de verte een strandje met forse stenen bezaaid die er duidelijk lang hadden gelegen. Obstakels als prikkeldraden en prikstruiken kruisten ons pad langs de ruime waterpartij. Tot onze spijt kwamen we in het verkeerde dorp uit zodat we nog net geen ruzie kregen over hoe we verder de eindbestemming moesten bereiken.
De rivier op de meegegeven plattegrond gaf verschillende routes aan en ook twee dorpen die langs de rivier lagen. Het verkeerde dorp, waar we dus beland waren, had een heuveltop waar een postkantoor was gevestigd in een oud monumentaal pand. In het gras voor de kleine trappen stond het standbeeld van de stichter van dit dorp. Een marmeren beeld met een lichaam en gezicht dat keek naar het gras onder hem. Toch maar even bellen met onze Titus bleek later geen slechte zet. In de minibus was de cd aan het afspelen met jaren 60 en jaren 70 muziek net als in een discotheek, alleen zonder de lichten en de bar. We zongen er vrolijk op los zodat de weg naar Florenville en de landsgrens korter werd en we de trieste bewolking vergaten.
Dat Florenville in het buurland lag vond niemand erg, want we waren erg toe aan een lekker drankje. Het eetcafé dat in de drukke hoofdstraat lag bezat ook een eerste etage met behalve stoelen ook luxe lange banken om op te gaan zitten. De kaart bevatte alle eten en drinken behalve het diner waar we ons niet om bekommerden. Onderweg naar Nederland besefte ik dat de Milkshake snel te drinken was geweest en anders was als je het bij de snackbar zou krijgen, wat mij wel wat lekkerder leek. De lucht was grijs en de snelweg druk met om de vijf minuten een langsrijdende auto met meestal vakantiegangers erin. Bij het overleg in het minibusje over de uitstapplaats hadden we de eerste passagier al afgezet in Mariadorp dat net over de landsgrens lag.
Besloten werd als konvooi de stop te doen bij het treinstation niet ver van de tweede rivier vanaf het zuiden van Nederland gezien. Uiteindelijk werd het begin van de avond de aankomsttijd en afscheid nemen was het eerste wat het hele konvooi, inclusief Titus deed na het aannemen van de bagage. Met zijn alsmaar rustige karakter was er geen snelheid in zijn manier van handelen. Het afscheid was hierdoor niet al te moeilijk, gezien we naast het treinstation waren geparkeerd. We hadden al eerder een volgende wandeletappe gepland tijdens ons etentje in Sedan, dus we hadden al een leuk vooruitzicht. Toch was in de trein naar Utrecht de vermoeidheid af te lezen want we zaten een beetje schuin in de treinstoeltjes. Anja was degene die ontbrak, maar daar dacht niemand aan. Ook Titus was mijn zijn minibusje op weg naar de hoofdstad Amsterdam. De trein bracht ieder van ons een stukje dichterbij huis zodat het donker uit de treinruiten snel plaats zou maken voor ons eigen warme bed. Dan was het slechts voor mijzelf nog een kwestie van de juiste rit naar Arnhem te volgen, en voor mij het hopelijk korte sprintertje naar mijn dorp zien te halen. Op naar mijn vertrouwde huurwoning!