Na een aantal weken
doorlezen van de fietsboekjes was dan eindelijk de 3daagse fietstrip
aangebroken. De drie fietsboekjes met plaatsinformatie onderweg had ik meerdere
malen doorgenomen. Hopelijk zou mijn fietsplezier niet teveel bedorven worden
felle regenbuien of brandende zon. Het geluk van ideaal fietsweer was op deze
zaterdagochtend aan de goede hand. Na een kort regenbuitje voor vertrek was het
nog steeds donkerblauw in de lucht, wat na anderhalfuur zou veranderen. Mijn
bagage lag veilig vastgebonden met een spin achterop de ligfiets. Het
veerpontje over de IJssel had nog geen passagiers 's morgens om negen uur, dus
ik voerde alleen met de pontbaas naar de overkant. Bij het zien van de bekende
fietsaanduiding van de HANZEROUTE slaakte ik vanbinnen een zucht. Deze route
zou ik tot Millingen volgen, bijgestaan door dijkjes langs de rivier die naar
de landsgrens stroomde. De miezerige regen hield net voor het dorp Pannerden op
en ik werd de bebouwde kom ingestuurd wat ik niet had verwacht. Waarom kon ik
niet gewoon de dijk volgen en zo de landsgrens bereiken. Met tegenzin reed ik
het dorp door, en kwam bovenaan een schattig dijkje uit. Het eenzame weggetje
rechtdoor voerde naar de tweede veerpont over de Nederrijn die mijn weg
kruiste, al vermoedde ik dat dit pontje te vroeg op de route lag. Het duurde
echter nog tien minuten voor ik een glimp opving van het bootje met Nederlandse
vlag wapperend op het witte dakje. Om met een vreemde bocht de rivier over te
varen vond ik een vreemd idee. Toen ik het dorp aan de overzijde bereikt had ik
de keus over te gaan op de Maasroute, waarvan ik het betreffende routeboekje
mee had. Ik had de keus de Waalrivier te volgen naar de Waalstad of de
hoofdroute recht op de steile bosrand aan. Met een halfdoorweekte broek kwam ik
op de Waalvariant terecht, wat ik nu juist niet wilde. Helaas moest ik de
realiteit van een verkeerde variant kiezen en de Waalstad niet rechts (in het
landschap)te lagen liggen. De twee belangrijke bruggen kon ik vanuit de
Ooijpolder goed bewonderen in het ontstane zonlicht vanaf Millingen. In
Nijmegen reed ik vlot langs rivier, station en Gymnasiumterrein. Op de
Heijendaalseweg kwam ik voor een raadsel te staan, ik kon door een wegopbreking
niet rechtdoor. Via een beleefde Engelsman werd naar een alternatieve route
verwezen, linksaf, tweemaal rechts en weer linksaf dan zou ik verder kunnen
trappen op Heijendaalseweg. Dankzij mijn intuïtie had ik het idee dat deze
straten evenwijdig liepen aan de hoofdroute en vanzelf terug kwam om de Maasroute
weer op te pakken. Het lukte mij uiteindelijk wel!
Het fietspad naar
Plasmolen was erg lang en onderbrak ik tweemaal voor tijdverdrijf, aangezien ik
anders te vroeg bij mijn overnachtingsadresje aan kwam. De eerste maal om het
dorp Groesbeek te bezichtigen, waarbij de rit ernaar toe fataal zou worden. Het
getrap bij een stijging van 10% durfde ik niet eenmaal te onderbreken. De
beloning kwam in het dorp zelf de daling van 10% met een vreemde draai naar
rechts. Na een fotogeniek kerkje wilde ik de Maasroute weer opzoeken. De keus
voor een stop in Mook bevatte weer een afdaling van 15% procent waarbij de
bebouwde kom al bovenaan de heuvel lag. Enig nadeel: ik zou de daling ook weer
moeten beklimmen, dat was nou eenmaal de voorwaarde om het dorp te bezoeken. Na
een uur sjeesde ik via het fietspad Plasmolen in om meteen fel te remmen bij de
T-splitsing tegenover het restaurant. Na een korte overdenking kwam ik tot de
conclusie nog drie uur vrijetijdsbesteding te nemen tot de aankomst op het
Sprokkelveld 50a, mijn overnachtingsadres. Een ommetje om de Mookerplas en
langs de Maas was de juiste optie. Ik herkende zelfs de plaats dat geografische
gezien in de Provincie Gelderland ligt. Die avond stalde ik mijn ligfiets
tussen wasmachine en Volvo-auto in de carport van de vrouw bij wie ik
overnachtte.
Zondagochtend begon
met een verantwoord ontbijtje, verse sinaasappelsap en gekookt eitje. De
waarschuwing om niet zonder accu het dichtbijgelegen Reichswald te beklimmen
sloeg ik in de wind. Met de laagste versnelling was ik gister toch ook naar
Groesbeek getrapt? Eenmaal tegen de landsgrens aan was het bos niet normaal te
trappen meer. Ik ben nog jong, maar zelfs een afgetrainde wielrenner moet
genoeg energie hebben om deze heuvels te bedwingen. Het fietspad naar
Kranenburg was de tweede beproeving van de dag. In het Duitse plaatsje raakte
ik licht van streek. Nergens de pijltjes op een bordje van de route die ik
volgde wilde. Na een overpeinzing besloot ik via Frasselt te trappen, dat
achteraf gezien goed uitkwam. De pijltjesroute gevonden kwam de derde
beproeving door de steile bosrand naar Kleve. Het bekende Schloss op de hoogste
berg van het stadje was de laatste uitdaging van de zondag. Ik haalde de
kilometer omhoog in 2 minuten.
Helaas waren de
enige zaken die open waren mij beslissen geen drankje te kopen. Ik wilde per se
een flesje drank die de warme bakker (bij navraag) en het café niet verkochten.
Ik had mijn bidon laten liggen bij de vrouw en moest een nieuwe fles drank kopen.
Dat lukt dus niet!
Om vervolgens de
route op te pakken kan ik geen pijltjes meer ontdekken in het stadje. Ik gokte
erop de hoofdroute naar Goch te kiezen en Kleve te verlaten. Na drie kilometer
kwam (gelukkig) de afslag naar Badburg Hau waar ik in het dorp zelf een gewaagd
besluit nam. Ik wilde tegen het einde van de middag in Xanten aankomen, dan kon
ik beter de VIAROMA route volgen, veel eenvoudiger dan al die pijltjesbordjes,
waarvan ik mij steeds afvroeg of ze wel in Xanten aankwamen. Hoe creatief de
routeplanners van de VIAROMA fietsroute zijn geweest bleek wel toen ik het
dorpje had verlaten. Een smal bospad liep rechtdoor door een uitgestrekt stukje
Wald met nog net geen boomwortels die uitstaken waar ik overreed. Dit zou in
Nederland allang zijn geasfalteerd of zijn vrijgemaakt van obstakels. Maar ik
bevond mij nu juist in Duitsland.
In Alt-Kalkar wist
ik dat het echt centrum van het stadje niet ver meer was. De grote bakker naast
het marktplein bleek de uitkomst voor de dorstige toerist die snakte naar een
fles chocolademelk. Ik had ook geen druppel vocht op sinds het ontbijt in de ochtend.
Na de korte zit en de lege fles naast de bakkerij was het een uur naar een
plaatsje waarvan het stationnetje het middelpunt van het dorpje vormde. De
vroegere spoorlijn had nog restanten in het landschap achtergelaten, een
rood-oranje-groen sein en wit lengtebord met twee zwarte strepen erop. De
kaarsrechte aangelegde spoorlijn volgend over het nieuwe fietspad zag ik van
verre al het de Nederlandse vlaggen op de torenspits en vlak daarvoor het
immense museum over de historie van Xanten. Het bezoek in de kerk bestond uit
gotisch interieur met hier en daar schilderingen van Jezus kruisiging. Het
aangebouwde museum kostte erg weinig, toch had ik geen tijd meer voor een
tweede bezoek. Ik had ondertussen trek in een goede maaltijd en de vrouw op het
vorige overnachtingsadres had mij aangeraden voldoende groenten bij het
avondeten te nuttigen. En ik geloofde haar. Na de pastamaaltijd in de pizzeria
trapte ik via de immense bosheuvel naar een dorpje waar ik dacht naar toe te
moeten. Het hotelletje deed zijn naam geen eer aan door op een afgelegen
industrieterreintje te liggen, dat je via een halve bocht moest bereiken. Een
tweederangs hotelletje dus, goed voor één nacht als je op doorreis bent. Mijn
ligfiets stond vannacht geparkeerd naast allerlei gereedschap in een
levensgrote opbergschuur waar met gemak twee vrachtwagens konden staan. En hier
ging mijn gekochte glazen fles kapot, waarbij ik hoopte dat er geen fietsband
was geraakt. Ik moest mijn trip toch zonder lekke banden kunnen voortzetten?
Het laatste tochtje
huiswaarts is toch altijd weer een teleurstelling. Waarom nu alweer terug en
zijn we echt niets vergeten? Om de laatste stadjes voor de Nederlandse grens te
bereiken moest ik eerst de Rhein oversteken. De vorige avond had ik mij in mijn
hotelkamer nog ingelezen over wat nou zo typisch is aan de stadjes. Emmerich
zou ik hopelijk voor 17.00 uur kunnen halen alvorens de grens over te trappen.
Een gok waarvan ik wist dat het mogelijk moest zijn. Om weer terug te geraken
bij de doorgaande weg ging ik het halve rondje van de vorige dag terug en
vervolgens niet linksaf naar Xanten. Zou ik deze plaats voorbij trappen en
richting het veer gaan dan zou ik bedrogen uitkomen. Op maandagen had de pont
geen dienst. Ten eerste vond ik dat jammer, de restanten van de oude spoorbrug
en het kerktorentje van Wesel zou ik overslaan, ten tweede hield ik mijn
fietsschema niet aan. Mijn voornemen om nou ook niet de saaie autoweg naar
Wesel te volgen met enorme snelheden van het vrachtverkeer pakte goed uit. Met
een gok een afslag verder naar links af te slaan bracht mij over een rustig
weggetje (en omweg) naar een dorpje vlak voor de Rheinbrücke. In het voorstadse
dorpje wezen witte bordjes met plaatsnamen de weg naar Wesel. Na een kwartier
bereikte ik de enige verkeersbrug om in Wesel te geraken en hiermee de juiste
zijde van de Rhein. Bij aankomst langs de Rijnpromenade ving ik een glimp op
van de spoorbrug. Nu wilde ik om 10.30 uur 's ochtends een beetje haast maken,
de 60 kilometer moesten nog weggetrapt worden. Met mijn laag traptempo dacht ik
het in vijf uur te halen. Na een half uur zat het enorm mee. Het schitterende
fietsdijkje vergat de schoonheid die ik anders per veerpont de rivier over was
gevaren. Het piepkleine Bislich ging vooraf aan de afrit naar het veer waar
vreemd genoeg mensen de rivier als zwemwater gebruikte. Bij het stukje
fabriekterrein langs het fietsdijkje kwam veel herrie van de grijpers die
bergen grind lossen in het ruim.
Voor binnenkomst in Rees had ik kans gezien
het Heimatmuseum te bezoeken en het Reesermeer te bewonderen. Het grote dorp
was ik na 10 minuten uit, gezien mij wist dat er een omweg zou volgen langs de
rivier. Dat had ik mis! Na het gehuchtje Bienen besloot ik rechtstreeks op
Emmerich aan te koersen, voor 16.00 uur arriveren moest zeker lukken en dat kon
alleen zonder omwegen. Ruim op tijd trapte ik langs de industriële fabrieken
die voor Emmerich zo belangrijk zijn. Een half uur bereikte ik via een onbekend
paadje de poeplengte aan schapendrollen dat nog bij Duitsland behoorde. Wel
vier kilometer verder eindigde het stukje natuurgebied en verliet daarmee de
schapen én Duitse grond.
Ik had ondertussen wel vijf kerktorens gezien waarvan
ik vermoedde dat er een van Elten en een van Hoch-Elten moesten zijn. Het
typische roze voor fietspaden en onderbroken strepen op de verkeersdijk waren
de getuigen dat ik mij in Nederland bevond. De kans om bij de eerste plaats
waar de Rijn Nederland binnenstroomt te trappen liet ik niet liggen. Of Spijk
inderdaad deze titel krijgt is menigeen het niet over eens. Op de grens lag het
huis in aanbouw nog aan Duitse zijde, al deed de weg erlangs meer Nederlands
aan. Na 4 kilometer trappen bereikte ik Spijk en vervolgens sloeg na nog 4
kilometer af naar Lobith via een knooppuntennetwerk. Deze zouden mij tot
Zevenaar prachtige fietsweggetje geven. Aan de ene kant was de doorgaande weg
tussen Herwen en Babberich saai, anderzijds lag het moerasgebied er schitterend
bij voor een korte wandeling. Na het laaggelegen Oud-Zevenaar, gezien vanaf
dijkhoogte, kwam ik op bekend terrein. Mijn thuisdorp lag nog minimaal op 15
kilometer afstand, wat voor mij nog aardig vermoeiend klonk, na 5 uur trappen.
En gelukkig, voor de schemering en met een knorrende maag bereikt de
achterzijde van mijn huisje.